Vuur was vroeger het belangrijkste element om een ruimte te kunnen verwarmen. Ook hielden ze hiermee roofdieren op afstand. Toen de mensen begonnen met huizen bouwen was de stookplaats van stenen en later een ijzeren vuurplaat gemaakt waarop de brandstof wat bestond uit hout werd opgestapeld. Dit gebeurde allemaal rond 1600. De rook die gevormd werd tijdens het branden ging via een gat in het dak naar buiten. Omdat de huizen in die tijd voornamelijk uit hout en rietbedekking bestonden, was dit vaak een aanleiding tot brand, want een klein vonkje kon deze brand al veroorzaken.
De schoorsteen
Pas toen de mensen begonnen met stenen huizen te bouwen, kwam de schoorsteen. De plaats waar gestookt werd was nu tegen de muur en de rook zou door de wijde kap afgevoerd worden. Naast de vuurplaat die op de bodem zat kwam er nu ook een haardplaats. Deze werd verticaal achter het vuur opgesteld. In de schouw werd dan meestal een haak bevestigd, waaraan mensen een ketel of een pot konden ophangen. In sommige gevallen was deze vuurhaak of ook wel heugel genoemd, te verstellen. De verbetering die daarom volgde was het stapelen van brandstof op een metalen rooster of een vuurkorf. Hierdoor kon het as uit de haard, waardoor het vuur beter ging branden. Het werd hierdoor ook mogelijk om steenkool te stoken. Het as dat door het rooster viel werd opgevangen in een aspot. Hierdoor verminderde de rookontwikkeling. waardoor het rookkanaal minder wijd gemaakt kon worden. En zo ontstond de schoorsteenmantel, waarop je meestal een aantal siervoorwerpen ziet staan. De open haard was een geweldige verwarming mede door de sterke ventilatie die het had. Echter was het rendement wel bijzonder laag, slechts tien procent. Dit komt doordat de meeste warmte door de schoorsteen ontsnapte. De meeste warme van de open haard bestond uit directe stralingswarmte. Dit houdt in dat je bij het vuur moest zitten om warmte te vangen. Als je te dicht bij het vuur ging zitten had je het te warm, maar te ver van het vuur zitten had ook weinig zin want dan zou je haast geen warmte opvangen. Dit was dan ook de reden waarom mensen een stoof gebruikte om de voeten aan op te warmen. Om deze nadelen kwijt te raken werd de kachelhaard gemaakt. Door middel van een klep kon de toevoer van lucht en het verbrandingsproces geregeld worden. Door de warmte overdracht aan de lucht kon een circulatieproces binnen de ruimte die verwarmt moest worden op gang komen. Waardoor de warmte gelijkmatig werd verdeeld over de ruimte. Daarbij was ook de straling van het metaal vele male aangenamer dan de rechtstreekse straling dat het vuur veroorzaakte.
De pelletkachel
Tot slot werd de pelletkachel gemaakt. Hierbij werd het verbrandingsproces geheel omsloten, en de centrale verwarming, waarbij de verwarmingseenheid centraal werd opgesteld. Door middel van de radiatoren werd dit overgedragen. Pas vanaf de negentiende eeuw kwamen er kenmerken dat mensen de gezelligheid van de pelletkachel ging waarderen. Toen de moderne vorm van de verwarming steeds meer bekendheid kreeg, werd de kachel alleen nog maar gezien als een luxe-artikel. Wat in geen geval nog de belangrijkste bron van warmte in een woning was. Alleen in een gebied waar genoeg hout voor handen ligt, is tot op vandaag nog een een brandstof besparende manier om warmte in een woning te krijgen.
(443)
skyrocket
Laatste berichten van skyrocket (toon alles)
- De Geschiedenis van de Haard - 7 juni 2016
- Het milieu sparen op een langere afstand - 11 februari 2013